Na onderhandelingen heeft de Vlaamse Regering op 10 april laatstleden het sectoraal akkoord 2020 voor de lokale besturen goedgekeurd. Het akkoord bestaat uit 3 luiken, nl.
- Een gemiddelde verhoging van de koopkracht van de personeelsleden ten bedrage van 1,1%;
- Een engagement om verder werk te maken van een hedendaags personeelsbeleid;
- De oprichting van een paritair samengesteld sectorfonds.
Hieronder is een overzicht te vinden van deze 3 pijlers van het sectoraal akkoord. Eén en ander zal nog verduidelijkt worden in een omzendbrief en in latere wetgevende teksten.
1. Toepassingsgebied van het sectoraal akkoord
Alle lokale en provinciale besturen dienen de bepalingen van dit sectoraal akkoord uit te voeren.
In het kader van de opmaak van het meerjarenplan 2020-25 hebben heel wat lokale besturen reeds beslissingen genomen voor hun personeel. Deze bepalingen dienen uitgevoerd te worden, maar zullen in een aantal gevallen doorkruist worden door de bepalingen die in dit sectoraal akkoord zijn opgenomen.
Voor deze besturen voorziet het sectoraal akkoord dat reeds toegekende koopkrachtverhogingen mogen toegerekend worden op het sectoraal akkoord.
Dit akkoord is niet van toepassing op het personeel van autonome verzorgingsinstellingen, personeel van verenigingen of vennootschappen voor maatschappelijk welzijn in privaatrechtelijke vorm, het gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd personeel van het gemeentelijk onderwijs dat zijn salaris rechtstreeks van het departement onderwijs ontvangt, het personeel van de lokale politiezones, het personeel van de hulpverleningszones en het personeel van de havenbedrijven.
2. Ingangstijdstip bepalingen sectoraal akkoord
Het sectoraal akkoord geldt vanaf 1 januari 2020, maar werd in de eerste helft van april definitief. De bepalingen die erin zijn opgenomen, dienen nog vertaald te worden naar het lokale niveau.
Dit zorgt voor een aantal praktische uitvoeringsproblemen.
3. Verhoging van de koopkracht van de personeelsleden
De verhoging van koopkracht bedraagt ongeveer 1,1% en kan zich op 3 vlakken situeren, nl. een verhoging van maaltijdcheques met 100 euro, een recurrente jaarlijkse toekenning van cheques ten bedrage van 200 euro, en een verhoging van de tweede pensioenpijler van de contractuele personeelsleden naar 2,5 %.
3.1. Verhoging van de maaltijdcheques met 100 euro per voltijds equivalent
3.1.1. Het principe
De toekenning van maaltijdcheques gebeurt vrij van sociale en fiscale inhoudingen mits het naleven van een aantal voorwaarden. De te respecteren financiële grenzen houden in dat een maaltijdcheque maximaal 8 euro per dag mag bedragen waarbij de werkgever maximaal 6,91 euro bijdraagt en de werknemer minstens 1,09 euro zelf ten laste neemt.
Lokale besturen bepalen vrij de hoogte en dus ook de bijdrage van werkgever en werknemer in de maaltijdcheques binnen de hierboven geschetste grenzen.
Besturen die nog niet het maximaal bedrag van 8 euro per maaltijdcheque toekennen zijn ertoe gehouden de werkgeversbijdrage te verhogen met 100 euro per jaar en per voltijds equivalent.
3.1.2. Uitsluitingen
Maaltijdcheques zijn verplicht voor alle personeelsleden, behalve voor personeelsleden van de federaal gefinancierde gezondheidsinstellingen waar de toekenning ervan facultatief is.
Lokale besturen kunnen personeelsleden die werkzaam zijn via tijdelijke werkgelegenheidsmaatregelen (vroeger artikel 60 § 7 OCMW-wet, nu tijdelijke werkervaring) uitsluiten.
3.1.3. Periode vanaf 1 januari tot de datum van effectieve verhoging van de maaltijdcheques
De regeling geldt vanaf 1 januari 2020, maar maaltijdcheques worden per effectief gewerkte dag toegekend. Het is niet mogelijk om de voorbije maanden retroactief te regulariseren.
Dit kan nu op twee manieren opgelost worden, nl.
- Door voor een beperkte periode een hogere maaltijdcheque toe te kennen zodat het bedrag van 100 euro wordt bereikt. Na afloop van deze inhaalbeweging wordt dan een lagere maaltijdcheque toegekend;
- Door een equivalent aan cultuur-, sport- of cadeaucheques toe te kennen zodat het bedrag van 100 euro wordt bereikt. Er moet in elk geval rekening gehouden worden met de toekenningsmodaliteiten voor deze cheques (zie verder).
3.1.4. Lokale akkoorden inzake verhoging maaltijdcheques
Besturen die reeds lokaal overeengekomen zijn de maaltijdcheques vanaf 2020 te verhogen, kunnen deze verhoging toerekenen op de verhoging voorzien in het sectoraal akkoord.
In concreto zal een lokaal bestuur dat vanaf 1 januari 2020 de maaltijdcheques reeds met 1 euro heeft verhoogd, deze niet opnieuw moeten verhogen op basis van de bepalingen van dit sectoraal akkoord.
3.2. Recurrent voordeel van 200 euro op jaarbasis onder de vorm van cheques
3.2.1. Het principe
Naast de verhoging in de maaltijdcheques ontvangt elk personeelslid vanaf 1 januari 2020 een recurrente koopkrachtverhoging van 200 euro per voltijds equivalent.
Deze koopkrachtverhoging wordt toegekend via een verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques, of via de invoering of verhoging van een ecocheque, de invoering van cultuur- of sportcheques, de invoering van lokale handelaarsbonnen (cadeaucheques) of door een combinatie van deze cheques
3.2.2. Uitsluitingen
Lokale besturen kunnen personeelsleden die werkzaam zijn via tijdelijke werkgelegenheidsmaatregelen (vroeger artikel 60 § 7 OCMW-wet, nu tijdelijke werkervaring) uitsluiten.
3.2.3. Verhoging onder de vorm van cheques met respect voor de grenzen inzake fiscale wetgeving en socialezekerheidsregels
Bij de toekenning van de cheques zullen besturen aandacht hebben voor de regels inzake toekenning van deze specifieke cheques. Hieronder volgt een overzicht van mogelijks toe te kennen cheques met een summier overzicht van de voorwaarden inzake fiscaliteit en sociale zekerheid.
Ecocheques zijn waardebonnen die enkel gebruikt mogen worden voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter. Het totale bedrag van ecocheques die een lokaal bestuur toekent, mag niet hoger zijn dan 250 euro per werknemer en per kalenderjaar.
Sport- en cultuurcheques vormen het sociaal voordeel voor het deelnemen of bijwonen van sportieve of culturele evenementen. Op jaarbasis mag het totale bedrag van sport- en cultuurcheques niet hoger zijn dan 100 euro per jaar.
Handelaarsbonnen zijn geschenkcheques die kunnen worden ingeruild bij de plaatselijke handelszaken. Deze cadeaucheques mogen in totaal maximaal 40 euro per jaar bedragen en kunnen toegekend worden naar aanleiding van 3 gebeurtenissen, nl. Nieuwjaar, Sinterklaas en Kerstmis.
3.3. Verhoging minimale bijdragevoet tweede pensioenpijler
Voor contractuele personeelsleden wordt een tweede pensioenpijler opgebouwd. De minimale bijdragevoet bedraagt 1 %, maar wordt vanaf 1 januari 2020 verplicht opgetrokken naar 2,5 %.
Voor besturen die niet werken met een bijdragevoet maar met een kloofdichting moet een gelijkwaardige dekking toegekend worden.
3.4. Financiering van deze koopkrachtverhogingen
Voor personeelsleden tewerkgesteld in de VIA-diensten (personeel in de zorgsectoren, de culturele sector en de sociale economie) wordt een specifieke financieringsregeling uitgewerkt waarbij de VIA-middelen gebruikt worden om deze verhoging te financieren.
Voor personeelsleden niet tewerkgesteld in de VIA-diensten dienen lokale besturen zelf de verhoging ten laste te nemen.
4. Evolutie naar een hedendaags personeelsbeleid
De sociale partners engageren zich ertoe om bij de Vlaamse Regering aan te dringen op een beperkt rechtspositiebesluit voor het personeel van de lokale en provinciale besturen. Zij sturen aan op een kaderbesluit met enkele grote principes over o.a. bezoldiging, toelagen en vergoedingen, dienstbeëindiging, verloven en afwezigheden, werving en selectie en de loopbaan.
Daarnaast vragen zij een voorbeeld van rechtspositie met uitgeschreven bepalingen over o.a. werving en selectie, loopbaanbeleid, evaluatie, mobiliteit, integriteit, verlofregeling, feestdagen, arbeidstijd en arbeidsreglementering.
Dat voorbeeld van lokale rechtspositieregeling kunnen de besturen geheel of gedeeltelijk overnemen in hun eigen rechtspositieregeling. Ze kunnen ook zelf een volledig eigen lokale rechtspositieregeling uitwerken, met eerbiediging van de procedures van lokaal syndicaal overleg.
Minister Bart Somers lichtte in het persbericht waarbij het sectoraal akkoord werd voorgesteld, de timing toe. Hij streeft ernaar om in 2022 de nieuwe rechtspositieregeling in de praktijk te kunnen brengen. Hij wil dit realiseren op een constructieve manier in afstemming met de vertegenwoordigers van werkgevers en personeel.
5. Oprichting van een paritair samengesteld sectorfonds
De sociale partners hebben zich in het akkoord geëngageerd om een paritair samengesteld sectorfonds op te richten dat in eerste instantie een aantal bestaande paritair beheerde samenwerkingsverbanden van de werkgevers en werknemers bundelt.