Er zijn verschillende denkbare scenario’s waarbij besturen geconfronteerd worden met de nood tot het verzamelen van bewijs (bv. voor het onderbouwen van juridische aanspraken, het motiveren van beslissingen, ….), maar deze bewijsverzameling allerminst evident is.Tekortkomingen of een beëindiging van een (mondeling) pachtverbintenis, vaststellingen in verband met verkrijgende verjaringen, besluitvorming betreffende een werknemer die zich ernstig verwijtbaar gedraagt of zelfs een misdrijf pleegt, … het zijn slechts enkele gevallen waarin besturen één en ander zullen willen onderzoeken en bewijs verzamelen.
Smartphones en andere technologische nieuwigheden maken het vandaag makkelijker dan ooit om bewijs te verzamelen. Het opnemen van (telefoon-)gesprekken, het vastleggen van foto’s, … en dit (al dan niet) met medeweten van de tegenpartij in kwestie.Uiteraard wordt dergelijke bewijsverzameling in vele gevallen op eerste zicht beschouwd als een inbreuk op de privacy, maar betekent dit bij weeromstuit ook dat de opname of foto in kwestie niet in rechte gebruikt zou kunnen worden tot bewijs van de gestelde eis?
Het is een vraag waar besturen geregeld mee worstelen.
Willem Mariën en Wouter Rubens (GD&A advocaten) bespreken deze problematiek aan de hand van toepasselijke rechtspraak in onderstaand artikel*.