MATConnect is een online bibliotheek van Vanden broele

Parlementaire vragen en antwoorden

Onze redactie maakte voor u een selectie van enkele relevante topics die het voorbije maanden aan bod kwamen in het Vlaams Parlement.

Autonome gemeentebedrijven - Informatieplicht directiecomité

Verschillende lokale besturen maken gebruik van de decretale mogelijkheid om een Autonoom Gemeentebedrijf op te richten. Conform artikel 236 van het Decreet lokaal bestuur kan een Autonoom Gemeentebedrijf beschikken over een directiecomité, al is dat geen verplicht orgaan. In sommige gevallen regelen de statuten de wisselwerking tussen de raad van bestuur en het directiecomité. Deze statuten bepalen dan, onder andere, op welke wijze het directiecomité verantwoording dient af te leggen aan de raad van bestuur over zijn activiteiten en werking en op welke tijdstippen dat dient te gebeuren. Deze verantwoording is niet geregeld in het Decreet lokaal bestuur en dat leidt soms tot situaties waarbij het directiecomité vergeet informatie te verschaffen aan de raad van bestuur.

  • Dient zo’n directiecomité beschouwd te worden, naar analogie met de gemeente, als een ‘College’ belast met de dagelijkse leiding en de uitvoering van de bevoegdheden gedelegeerd door de raad van bestuur?
  • Heeft de minister weet van klachten omtrent het niet respecteren van de in de statuten bepaalde verantwoording of informatieplicht door het directiecomité aan de raad van bestuur van autonome gemeentebedrijven?
  • Acht de minister het nuttig om deze informatieverplichting op te nemen in het Decreet lokaal bestuur teneinde de controlerende functie van de raad van bestuur beter te verankeren?

Raadpleeg de antwoorden van minister Bart Somers hier.

 

Meerjarenplanning lokale besturen - Controle door raadsleden

Het meerjarenplan van een gemeente is een levend instrument waarbij raadsleden niet alleen de budgetten maar ook actieplannen en acties goedkeuren en opvolgen. De democratische controle ervan is ook cruciaal.

Raadsleden dienen minimaal driemaal per jaar een rapportering te krijgen over de beleidsdoelstellingen en de uitvoering ervan. Vooreerst is er uiteraard de jaarlijkse aanpassing van het meerjarenplan, die in de meeste gevallen plaatsvindt in het late najaar. Ten tweede krijgen raadsleden inzicht bij het vaststellen van de jaarrekening. Ten derde is er ook minstens één opvolgingsrapportering die minstens gebeurt voor het einde van het derde kwartaal over het eerste semester van het lopende boekjaar (artikel 263-264 Decreet lokaal bestuur).

Tot slot informeert het opvolgingsrapport de raadsleden over de aard en de omvang van nieuwe of gewijzigde financiële risico’s.

  • In hoeveel gemeenten werd conform artikel 260 van het Decreet lokaal bestuur in 2020 tijdig de jaarrekening ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd?
  • In hoeveel gemeenten werd aan de gemeenteraad conform artikel 263 van het Decreet lokaal bestuur in 2020 tijdig een opvolgingsrapport voorgelegd? Graag een overzicht per provincie van de gemeenten met de datum waarop het rapport aan de gemeenteraad werd voorgelegd of met vermelding als het niet werd voorgelegd.
  • Hoe evalueert de minister het al dan niet tijdig vaststellen of voorleggen van respectievelijk de jaarrekening en het opvolgingsrapport?

Raadpleeg de antwoorden van minister Bart Somers hier.

 

Lokale collectieve dienstverlening – Deelname gemeenteraadsleden

Om belangenvermenging tegen te gaan, is het op grond van artikel 27, §2, en artikel 75 van het Decreet lokaal bestuur een gemeente- of OCMW-raadslid niet toegestaan om rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten met de gemeente of het OCMW.

Toch is dat verbod niet absoluut. Zo bepaalt het Decreet lokaal bestuur dat mandatarissen ­– als uitzondering op de algemene regel in artikel 27, §2, 3°, en artikel 75 van het Decreet lokaal bestuur – een beroep kunnen doen op een collectieve dienstverlening die door de gemeente wordt aangeboden.

De coronacrisis heeft de bewustwording over en het lokaal aankopen zelf alvast gestimuleerd. Mede onder de initiatieven van de Vlaamse overheid zetten lokale besturen steeds meer initiatieven op om lokale handelaars te ondersteunen. Zo hebben heel wat steden en gemeenten een lokale bon ingevoerd, opgewaardeerd of in de kijker gezet. Zo kan men via een bon in de lokale gemeentelijke infokrant zich aanbieden bij alle handelaars op het grondgebied om de bon te besteden.

Ook bij het verlenen van subsidies voor burgerparticipatieprojecten en buurtinitiatieven wordt de lokale economie gestimuleerd. Het burgerinitiatief krijgt de subsidie van de stad om zijn project dat de stad goedkeurt uit te voeren en er de nodige aankopen voor te doen bij de lokale handelaars.

Verder kopen burgers en verenigingen zelf steeds bewuster lokaal.

Gezien de grotere trend om lokaal te kopen maar ook omdat lokale handelaars een belangrijk segment binnen onze maatschappij vormen en we moeten vermijden dat zij zich politiek afzijdig houden, is duidelijkheid belangrijk. Vandaar mijn vragen.

  • Kan een lokale bon – die de gemeente als collectieve dienstverlening voorziet en via bijvoorbeeld de lokale infokrant verdeelt – door de inwoners gebruikt worden bij een lokale handelaar die tevens raadslid is? Zo niet, waarom?
  • Kan een lokale vereniging of buurtinitiatief – die ook een gemeentelijke subsidie ontvangt – voor haar reguliere werking of voor de uitwerking van het project dat zij als buurtinitiatief mag uitwerken, aankopen doen bij een lokale handelaar die tevens raadslid is? Zo niet, waarom?

Raadpleeg de antwoorden van minister Bart Somers hier.

 

Spreekrecht gemeente- en OCMW-raadsleden – Voorwaarden huishoudelijk reglement

Een van de belangrijkste rechten van gemeente- en OCMW-raadsleden betreft het stellen van mondelinge vragen tijdens de raadszitting (artikel 31, Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur). De burgemeester en schepenen zijn dus, ook al werden ze buiten de raad benoemd, aanwezig tijdens de gemeente- en OCMW-raadszitting.

Het huishoudelijk reglement kan de voorwaarden bepalen waaronder de raadsleden hun recht uitoefenen om aan de burgemeester of aan de leden van het college van burgemeester en schepenen of het vast bureau vragen te stellen.

Het spreek- en vraagrecht is evenwel een fundamenteel instrument om de taak als raadslid te kunnen uitoefenen. De voorwaarden in het huishoudelijk reglement mogen de raadsleden niet verhinderen hun democratische taak te voldoen.

  • Welke criteria kan een huishoudelijk reglement vooropstellen om het mondeling en schriftelijk vraagrecht te beperken?
  • In welke mate zijn onderstaande criteria die het spreek- en vraagrecht beperken in strijd met dit recht?
    1. Kan een raadslid verboden worden een aanvullende vraag te stellen als een ander raadslid een mondelinge vraag stelt?
    2. Kan een raadslid beperkt worden in het stellen van het aantal mondelinge vragen per gemeente- of OCMW-raad?
    3. Kan een raadslid beperkt worden tot het stellen van een vraag zonder daarbij toelichting te geven?
    4. Kan een raadslid bij een agendapunt interveniëren zonder een vraag te stellen maar louter om zijn of haar mening te uiten?
  • Ziet de minister andere criteria die het spreek- en vraagrecht beperken die in strijd zijn met dit fundamenteel recht?

Raadpleeg de antwoorden van minister Bart Somers hier.

 

Controlerecht op bevoegdheden die zijn overgedragen aan intergemeentelijke structuren

Conform artikel 31 van het Decreet lokaal bestuur hebben gemeenteraadsleden het recht mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan de burgemeester en de leden van het college van burgemeester en schepenen. Dit vraagrecht is beperkt tot de aangelegenheden die het bestuur van de gemeente betreffen.

Nu is het zo dat heel wat steden en gemeenten deel uitmaken van overkoepelende structuren waarin (vroegere) gemeentelijke bevoegdheden geregeld en georganiseerd worden. Bijvoorbeeld de brandweerzones maar ook andere zaken zoals intergemeentelijke samenwerking rond erfgoedbeleid, regionale ontwikkeling, toerisme,… Die overkoepelende structuren kunnen daardoor een rechtstreekse invloed hebben op aangelegenheden die het bestuur van de gemeente bestreffen.

De minister benadrukt steeds, zowel in zijn beleidsnota als in verschillende van zijn uitspraken, het belang van een slagkrachtig lokaal bestuursniveau. Een degelijke werking van de gemeenteraad als controlerend orgaan voor het lokaal bestuur is daarin van doorslaggevend belang. Om deze controlerende taak grondig te kunnen uitoefenen, moeten raadsleden dan ook over voldoende informatie beschikken over alle aspecten van de aangelegenheden die het bestuur van de gemeente betreffen. Ook wanneer ze (deels) door een overkoepelende structuur worden uitgeoefend. Vandaag is dat niet steeds het geval: vaak is informatiedoorstroming naar de gemeenteraad (te) beperkt en kunnen raadsleden daarover geen vragen stellen omdat zij decretaal daartoe niet bevoegd zijn.

  • Vindt de minister het opportuun dat raadsleden geen decretale grond hebben om vragen te stellen met betrekking tot de werking van overkoepelende/intergemeentelijke structuren wanneer die toch een impact heeft op de aangelegenheden die het bestuur van de gemeente betreffen? Graag een toelichting.
  • Indien niet, welke concrete initiatieven zal de minister desgevallend nemen?

Raadpleeg de antwoorden van minister Bart Somers hier.

 

Abonnees van MATConnect kunnen de volledige lijst van interessante parlementaire vragen en antwoorden van de voorbije maanden raadplegen via onderstaande tegel.

                                         

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...